- “De preut, de preut,
- En op een hennekont groeit scheut”.

Met haar vrolijke veren en haar snavel zo rood,
Fladdert ze rond, altijd parmantig en groot.
Ze kraait in de morgen, bij het krieken van de dag,
En vult de boerderij met haar luide gezang.
De haan van het erf, zo trots en zo fier,
Wekt iedereen op, met een luid gekakel hier.
Op haar achterste groeit een pluizige staart,
Een prachtige scheut, zo elegant en apart.
Met elke stap die ze zet, beweegt het heen en weer,
Een teken van haar pracht, telkens weer.
De preut, de preut,
En op een hennekont groeit scheut.
Een symbool van het platteland en het buitenleven,
Waar boeren en kippen samen vreugde beleven.
Dus zing dit liedje, met een vrolijke noot,
Over de preut, de preut, en haar scheut zo groot.
Een ode aan de haan en zijn trotse gekraai,
Die ons verwelkomt bij het aanbreken van de nieuwe dag.