Èn het raadhuis van Teutengat

on
  • èn het raodhuis van Bergeijk
  • dè is ‘ne kelder rijk
  • èn in die grote kelder
  • daar schuimt het toch zo helder

In het hart van Bergeijk, zo oud en puur,

Staat het Raadhuis, majestueus en vol avontuur.

Met zijn prachtige gevel en statige blik,

Verborgen onder, ligt een kelder, een schatkist rijk.

Het Raadhuis van Bergeijk, een plek van gezag,

Met zijn raadszalen en ambtenaren, elke dag.

Maar onder de grond, in die verborgen plek,

Geeft de kelder een geheim, een sprankelend aspect.

De kelder van het Raadhuis, zo groots en verfijnd,

Daar schuimt het bier, als een bron die altijd schijnt.

Met vaten en flessen, rij aan rij,

Wordt hier het gerstegoud gebrouwen, zo sprankelend blij.

Het heldere schuim, als een toost op de stad,

Verzamelt mensen rond de tafel, gezellig en plat.

Met lachende stemmen en vriendschap zo echt,

Proeven ze van het ambacht, het bier perfect.

De kelder is een schatkamer, gevuld met plezier,

Waar de geur van hop en gist zweeft, hier en hier.

In die diepe ruimte, in het hart van het gebouw,

Deelt Bergeijk vreugde en verhalen, zo trouw.

Het Raadhuis en zijn kelder, een symbiose zo fijn,

Een plek waar mensen samenkomen, zonder schijn.

Met elke slok bier, stromen herinneringen mee,

Van vrolijkheid en trots, van Bergeijk, o zo tevree.

Dus hef het glas op het Raadhuis, zijn kelder zo klaar,

Op het schuimende bier, een geschenk vol gebaar.

In Bergeijk’s hart, daar schuilt ware pracht,

In het Raadhuis en zijn kelder, de schat van de nacht.

Plaats een reactie